Download de gratis Ciao tutti app voor nog meer tips

De levens van de grootste kunstenaars, opgetekend door Giorgio Vasari

Met het boek De levens van de grootste schilders van Giorgio Vasari is de kunst-geschiedenis begonnen. Vasari schreef het op het hoogtepunt van de Italiaanse renaissance en hij beschouwde die kunst als het toppunt van het menselijk kunnen. Daarbij had hij veel vertrouwen in zijn pen: de oorspronkelijke editie was niet geïllustreerd – latere edities wel.

De levens van de grootste kunstenaars bestaat uit boeiende biografieën van kunstenaars vanaf het einde van de dertiende eeuw tot en met Vasari’s eigen tijd. Met oorspronkelijke (vertaalde) teksten van Vasari en hedendaagse toelichtingen, een boekwerk dat niet mag ontbreken in de kast van liefhebbers van de schilderskunst uit de Italiaanse Gouden Eeuw.

Een fragment over het leven van Michelangelo:

‘O, het is een gelukkig tijdperk waarin wij leven, o gij fortuinlijke kunstenaars, die zich met recht kunstenaars moogt noemen: in uw tijd immers hebt ge uw verduisterde ogen bij deze zo heldere lichtbron tot helderheid kunnen brengen, en alles wat moeilijk was hebt ge dankzij deze zo bijzondere, wonderbaarlijke kunstenaar tot iets gemakkelijks zien worden!

U zult zeker bekendheid en eer ontlenen aan zijn roemvolle inspanningen, want de blinddoek voor de ogen van uw verduisterde geest heeft hij u afgedaan, en hij heeft u het ware doen onderscheiden van het valse, dat een zware schaduw wierp op uw verstand. Weest u de hemel daarvoor dan dankbaar en spant u zich in om Michelangelo na te volgen in alles.

Toen de kapel werd opengesteld, kwam iedereen er dadelijk op af, van overal, en het werk bleek zo goed te zijn dat alle toeschouwers sprakeloos van verbazing stonden; de paus, die hierdoor een belangrijker man was geworden en die zin kreeg in nog grotere ondernemingen, beloonde Michelangelo dus rijkelijk, zowel in geld als in kostbare geschenken. […]

Na de voltooiing van de kapel, maar voor het overlijden van de paus, gaf Zijne Heiligheid aan kardinaal Santiquattro en aan kardinaal Aginense, zijn neef, bevel dat het grafmonument na zijn dood zou worden uitgevoerd naar een bescheidener ontwerp dan aanvankelijk was afgesproken. Dus begon Michelangelo opnieuw aan dit monument, en hij deed het graag, want hij hoopte dit werk nu voor eens en altijd te kunnen voltooien zonder dat hem daarbij van alles en nog wat in de weg werd gelegd, maar de rest van zijn leven gaf het hem ongenoegen, ergernis en zorgen, meer dan wat ook dat hij ooit maakte, en gedurende lange tijd bezorgde het hem in zekere zin een reputatie van ondankbaarheid jegens deze paus die zoveel van hem hield en hem zozeer begunstigde.

Michelangelo dus, eenmaal weer teruggekeerd tot het grafmonument, werkte daar aanhoudend aan en vond ook nog tijd voor het maken van ontwerpen voor de wanden van de kapel, maar de nijdige fortuin wenste niet dat dit aandenken, dat een zo volmaakt begin had gekend, tot een goed einde zou worden gebracht: in die tijd namelijk overleed paus Julius; hierop liet men deze onderneming voor wat ze was, want er werd een nieuwe paus gekozen, Leo x, en deze, niet minder schitterend van geest dan Julius, en niet minder ondernemend, wenste in zijn vaderstad, Florence, – hij was namelijk de eerste pontifex die vandaar kwam – als aandenken aan zichzelf en aan een goddelijke kunstenaar, eveneens uit die stad afkomstig, wonderbaarlijke werken na te laten zoals alleen een groot vorst, die hij inderdaad was, dat vermocht.

Dus gaf hij bevel dat de gevel van de San Lorenzo te Florence, een kerk gebouwd door het huis van de Medici, zou worden afgemaakt; dat was er de oorzaak van dat het werk aan de tombe van Julius werd gestaakt, want Leo vroeg Michelangelo om advies en om een ontwerp, en vond dat hij de werkzaamheden moest leiden. Michelangelo verzette zich zoveel hij kon, waarbij hij aanvoerde dat hij zich jegens Santiquattro en Aginense had verplicht aan de tombe te werken. De paus antwoordde dat hij, Michelangelo, hier niet verder aan hoefde te denken, want dat hij er al aan gedacht had, en hij had bewerkstelligd dat zij Michelangelo van zijn verplichting hadden ontslagen; ook beloofde de paus dat Michelangelo in Florence aan de beelden voor de tombe zou kunnen werken, waar hij immers reeds aan begonnen was; dit alles speet de kardinalen zeer, evenals Michelangelo, die huilend vertrok.’

De levens van de grootste kunstenaars | Giorgio Vasari | ISBN 9789025437190 | € 25,- | uitgeverij Contact | bestel deze prachtige biografie via deze link bij bol.com

Ontdek onze digitale reisgidsen voor nóg meer tips

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *