Vroegboekkorting bij hu openair villages & campings

Driemaal bij dageraad

Driemaal bij dageraad is de prachtige nieuwe novelle van Alessandro Baricco, die bij thuiskomst uit Italië op ons lag te wachten en die we, nog voor we onze koffers uitpakten, in één ruk uitlazen. Voor iedereen die Mr Gwyn, Baricco’s vorige roman, las, is deze titel een oude bekende: het boekje speelt namelijk een belangrijke rol in dat boek. Baricco was er zelf zo door geïntrigeerd dat hij besloot om het dan ook maar daadwerkelijk te schrijven.

Driemaal bij dageraad bestaat slechts uit drie hoofdstukken, die op het eerste gezicht niets met elkaar te maken lijken te hebben. Hoewel het onderlinge verband niet meteen duidelijk is, blijken de drie verhalen het resultaat van een geraffineerd gedachte-experiment.

Ze beginnen alle drie in een hotellobby, alle drie bereiken ze hun toppunt van literaire spanning bij dageraad, en alle drie hebben ze als hoofdpersonen twee voor elkaar onbekende mensen die elkaar toevallig ontmoeten en binnen korte tijd hun diepste wezen aan elkaar blootgeven.

Baricco - Driemaal bij dageraad

Een fragment:

‘Het jongetje was op het bed gaan liggen zonder zelfs maar zijn schoenen uit te trekken, en hij lag nu al een tijdje te woelen op de dekens, hij dommelde af en toe in, maar viel niet echt in slaap. Op een stoel, in een hoek van de kamer, zat een vrouw naar hem te kijken terwijl ze probeerde het irritante gevoel dat ze het niet goed deden van zich af te schudden. Ze had niet eens haar jas uitgedaan, want in dit deprimerende hotel was de verwarming ook al een ramp. Net als de groezelige vloerbedekking en de ingelijste legpuzzels aan de muren. Alleen die idioten die haar bazen waren konden denken dat het een goed idee was om een jongetje van dertien daar naartoe te brengen, na wat hij die avond had meegemaakt. De idiotie van de politie. En dat alleen omdat ze niet één familielid hadden weten op te sporen naar wie ze hem toe konden brengen. Ze hadden alleen een oom gevonden, maar die was absoluut niet van plan om weg te gaan van de plek waar hij zich bevond, namelijk een bouwplaats in het noorden, een gat van niks. Dus was zij nu ineens gebombardeerd tot kindermeid van dat jongetje, in dit klotehotel, en dan zou er morgenochtend een besluit worden genomen. Maar het jongetje bleef maar woelen, op de dekens, en de vrouw kon echt niet tegen die verwaarlozing, en de treurigheid van alles. Geen enkel jongetje had zo’n klerezooi verdiend. Ze stond op en liep naar het bed. Het is koud, zei ze, ga onder de dekens liggen. Het jongetje schudde zijn hoofd. Hij deed niet eens zijn ogen open. Eerder die avond hadden ze wel wat gepraat, het was haar zelfs gelukt hem aan het lachen te krijgen. Doe maar net of ik je oma ben, had ze gezegd. Zo oud ben je niet, had hij geantwoord. Ik zie er jonger uit, had de vrouw gereageerd, die zesenvijftig was en dat eerlijk gezegd ook goed kon merken. Daarna had ze geprobeerd hem te laten slapen, en nu zat ze hier, ervan overtuigd dat het helemaal fout was.

Ze ging naar de badkamer om haar gezicht op te frissen, want ze wilde beslist wakker blijven. En toen kwam er een krankzinnig idee in haar op, waardoor ze zich echter wel meteen een stuk beter voelde. Ze bekeek het aandachtig, in haar hoofd, en ze begreep dat het van alle kanten rammelde, maar ook dat ze het wel zag zitten, hoe krankzinnig en precair het ook was. Terwijl ze weer op die stoel ging zitten bleef ze er maar aan denken, en aangezien dat jongetje nog steeds lag te woelen, daar op het bed, zei ze op een gegeven moment zachtjes: Stik toch; ze stond op, pakte haar tas en deed het licht in de kamer aan. Het jongetje deed zijn ogen open en draaide zich om. Kom mee, zei de vrouw. Pak je spullen, dan gaan we. Het jongetje zette zijn voeten op de grond en keek om zich heen. Waar naartoe? vroeg hij. Naar een betere plek, zei de vrouw.

Ze verlieten het hotel en stapten in een oude Honda, die aan de achterkant stond geparkeerd. Er zaten geen politietekens op en hij zag er niet al te best uit. Het was een gammele dienstauto van het politiebureau waar alleen zij in reed. Ze was eraan gehecht. Ze legde de spullen in de achterbak, liet het jongetje instappen en ging achter het stuur zitten. Ga jij maar liggen en probeer wat te slapen, zei ze tegen het jongetje. Toen reed ze langzaam van het parkeerterrein af, terwijl ze goed rondkeek of er geen politieauto’s in de buurt waren. Ze ontspande pas weer een beetje toen ze de weg insloegen die de stad uit voerde. Het jongetje had geen vragen gesteld, en hij leek meer belangstelling te hebben voor de radio die op het dashboard was geïnstalleerd dan voor de bedoeling van deze nachtelijke tocht. Toen ze buiten de stad waren was er echt niets meer te zien achter de raampjes, waar alles bleek te zijn opgeslokt door het donker. Terwijl de vrouw zwijgend achter het stuur zat, nestelde het jongetje zich op zijn stoel en deed zijn ogen dicht. Ga maar slapen, zei de vrouw.’

Lees verder in

Baricco - Driemaal bij dageraad

Driemaal bij dageraad
Alessandro Baricco
vertaald door Manon Smits
ISBN 9789023477709
€ 15,90
uitgeverij De Bezige Bij

Bestel Driemaal bij dageraad via deze link bij bol.com

Download de gratis Ciao tutti app voor nog meer tips

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *