Vroegboekkorting bij hu openair villages & campings

Venetiaans vuur

Op zoek naar een spannend boek over Venetië waar je je heerlijk in kunt verliezen? Venetiaans vuur is een historische thriller waarin je het zestiende-eeuwse Venetië bijna kunt horen, ruiken en voelen.

venetiaans-vuur

Venetiaans vuur
Het succes lijkt Roberto Zenier, bevelhebber van de Venetiaanse vloot, aan te komen waaien. Op een mooie dag in 1537 ontmoet hij de twee vrouwen die een grote rol in zijn leven gaan spelen: Bettina, een levenslustig hoertje met ambitie, en de bescheiden, adellijke Portia, aan wie hij zijn hart verliest.

De vader van Portia betrekt hem bij een geheim, winstgevend project dat te maken heeft met de recente ontdekking van Amerika. Hij belandt ermee in een web van gewelddadige intriges, maar kan de stad ontvluchten wanneer hij het bevel krijgt om het Griekse havenstadje Paxos voor Venetië te heroveren op de Turken.

Al die tijd houdt het weerzien met Portia hem op de been, maar terug in Venetië wacht hem een onaangename verrassing. Een persoonlijke opdracht van de doge leidt tot een bloedstollende ontknoping.

Een fragment
‘Tegen half negen sta ik in een donkere steeg bij Palazzo Gennari en tuur naar de achterdeur aan landzijde. Beter op de hoogte zijn dan de tegenstander is de basis voor iedere tactische beweging. Ik wil weten wat er gaat gebeuren, wat Gennari van plan is. Of heb ik een andere reden?

Hier, aan de andere kant van de brokkelende muur, is Portia. Ik hoef alleen maar de poort door om haar te zien. Schatjes om te vergeten zijn er genoeg. Portia is mijn bewustzijn binnengeschoven en heeft zich er onwrikbaar genesteld. Tegen mijn verstand in, tegen mijn natuur, mijn gewoonten, mijn wil in. Ik voel me opgewonden, uitgedaagd, opgenomen in het leven. Verrast door de liefde. Waarom gebeurt het anderen op hun veertiende en mij op mijn vierendertigste?

Haar klap is geen vernederende afwijzing, maar een heftig begin. Dat is onzin natuurlijk, maar de gedachte maakt me onuitsprekelijk vrolijk. Om me heen hoor ik het water tegen de kaden slaan. Uit Palazzo Gennari komt geen geluid, er schijnt nergens licht, alsof de bewoners al naar bed zijn.

Rond negen uur knarst de deur open. Gennari stapt naar buiten, doet de deur zorgvuldig op slot en slaat rechtsaf de steeg in. De wijn die hij vanmiddag heeft gedronken lijkt geen invloed meer te hebben. Hij snauwt twee straathoertjes af, een oude en een jonge, die elk met een ontblote borst uit een donkere hoek tevoorschijn komen. Ik druk mijn vinger op mijn lippen en terwijl ik ze in het voorbijgaan elk een paar munten geef, wijk ik terug voor de stank van hun lijven.

Gennari stapt zonder omkijken stevig verend voor me uit. Hij draagt een wijde, donkere mantel en schoenen met forse hakken en zilveren gespen. Er zijn weinig mensen op straat. De waterige nevel maakt de huizen vaag en dempt de geluiden. Hier en daar hangt bij een brug een lantaarn met kaarslicht dat in het water weerkaatst en vreemde gebochelde schaduwen op de muren werpt wanneer er iemand langskomt. De luiken voor de ramen van de huizen versterken het gevoel dat ik hier niets te zoeken heb.

Gennari laat niet merken of hij weet dat hij wordt gevolgd. Na een kwartier loopt hij bij Rialto de Pescharia Nuova op en klimt de trap op van Albergo La Campana. De gelagkamer is op de eerste verdieping, boven de viswinkels. Tegen de buitenmuren zitten mannen met gedoofde lantarens te wachten tot ze hun meesters op weg naar huis moeten bijlichten.

Het zijn vooral welgestelde kooplieden van goede komaf die La Campana bezoeken. Venetiës edelen vormen een uitzondering in Europa: ze zijn niet vies van de handel. Elders kijkt de adel neer op dat werk en laat het aan burgers over. Krijgsheer, in dienst van een koning, paus of keizer, dat kan wel. Venetiaanse edelen halen daar ook hun neus niet voor op, maar ze huren er liever anderen voor in. Mannen zoals ik.

Honderd tellen nadat Gennari de trap op is gegaan loop ik ook naar boven, duik in mijn kraag en ga naar binnen. Als ik het zware leren gordijn opzijschuif, ontdoet Gennari zich net van zijn mantel. Vier rijk uitgedoste jonge edelen slaan hem op de schouder en roepen: ‘Bravo!’ Heeft Gennari ze net gemeld dat hij zijn financiering rond heeft?

Hun tafel staat vol bekers en kannen. Gennari is verreweg de oudste, maar lacht en draait met zijn lijf als een aapje dat kunstjes doet. Toch voel ik een vreemd soort verbondenheid met hem opkomen: we hebben beiden een grote naam en beiden moeten we knokken om het aanzien te krijgen dat erbij hoort.

Ik herken Ernesto’s tafelgenoten allemaal: de veelbelovende zonen uit de meest vooraanstaande families van Venetië: Alvise Mocenigo, Allessandro Zorsi, Marino Badoer en Giulio Contarini. De laatste is een oudere broer van mijn eigen adjudant Pietro. Zorsi en Badoer heb ik vanmiddag al gezien in Palazzo Gennari. Ze zijn allemaal vrolijk gekleed zoals ongetrouwde jonge mannen past, in zijden wambuizen met opengesneden mouwen in felle kleuren: paars, geel, rood en groen. Aan de tafel is nog een zesde stoel vrij.

Achter de vijf vrienden staan vier grote houten vaten wijn waaruit de waard zijn kannen vult. Mijn ogen tranen van de smerige, stoffige lucht en de rook van een flink vuur in de open stookplaats tegen de zijmuur. De houten vloer is bedekt met stukgelopen stro. Een stel luidruchtige handelaren gooit met dobbelstenen. Ze brengen volgens een vast ritueel hun kroezen aan hun monden en zetten die even later allemaal tegelijk met een klap op tafel.

Ik ga uit hun buurt in een hoek zitten, uit het licht van het vuur en de kaarsen. De waard zet een kroes en een kan wijn voor me neer. Het zure goedje smaakt me niet, ik schenk het naast mijn laarzen op de grond, waar het vuile stro het gewillig opzuigt.

Ik let op de vijf. Als iemand de zesde stoel met een ruw gebaar wil oppakken, beduidt Ernesto hem dat de stoel moet blijven staan. Voor wie?

De waard brengt hun een nieuwe kan en schenkt in, de mannen drinken elkaar toe. Waarom zitten ze hier? Niet om zaken te bespreken. Niet om iets te vieren en dronken te worden. Beide doen ze liever buiten de ogen van het gewone volk. Ze vinden het kennelijk niet erg om samen gezien te worden. Geheimen zullen ze hier niet gaan delen, lijkt me.

Toch ben ik niet de enige die hen vanuit het duister in de gaten houdt. Schuin rechts van me houdt een man zich schuil in een grote, donkere, veel te warme jas. Als hij zich het zweet van zijn voorhoofd veegt, wipt zijn muts op in een grappige beweging. Iets in zijn houding duidt erop dat daar geen slome drinkebroer zit, maar een man die aan het werk is. Als hij zich wat naar het licht draait, herken ik hem: Luigi Buomattei, de politiechef van Venetië.

Niet ver achter hem, nog beter verscholen, zit iemand die ik niet ken, sober in het zwart gekleed. Ook hij lijkt vooral belangstelling te hebben voor de vijf.’

Lees verder in

venetiaans-vuur

Venetiaans vuur | Sybren Kalkman | ISBN 9789462970397 | € 22,50 | Uitgeverij De Kring | bestel Venetiaans vuur via deze link bij bol.com

Download de gratis Ciao tutti app voor nog meer tips

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *