Vroegboekkorting bij hu openair villages & campings

Het Mussolinikanaal – Antonio Pennacchi

Deze week is bij uitgeverij De Bezige Bij de vertaling verschenen van Het Mussolinikanaal, de grootse roman van Antonio Pennacchi die vorig jaar de prestigieuze Italiaanse literatuurprijs Premio Strega won.

In deze bijzondere familiekroniek worden de levens beschreven van de Peruzzi’s, een van de duizenden arme boerenfamilies die in de jaren dertig van de vorige eeuw vanuit Noord-Italië naar de Agro Pontino trokken, het moerasgebied ten zuiden van Rome dat in opdracht van Mussolini werd drooggelegd. Antonio Pennacchi vertelt het indrukwekkende en tragische verhaal van drie generaties van wie het leven wordt bepaald door Mussolini en zijn fascistische regime, de wereldoorlogen en de meedogenloze strijd in het huidige Ethiopië, toentertijd een kolonie van Italië.

Het Mussolinikanaal is een groots familie-epos dat de opmerkelijke en intieme gebeurtenissen in het leven van de onvergetelijke hoofdrolspelers vervlecht met de niet minder dramatische geschiedenis van Italië in de eerste helft van de twintigste eeuw.

Antonio Pennacchi (Latina, 1950) behoort zelf ook tot een kolonistenfamilie die na de drooglegging van de Agro Pontino onder het regime van Mussolini naar dit voormalige moerasgebied verhuisde. Hij werkte jarenlang als fabrieksarbeider, was actief in de politiek en studeerde op veertigjarige leeftijd alsnog af in de letteren.

In deze fenomenale roman weet hij de familie Peruzzi kleurrijk tot leven te wekken, met een altijd heldere en vaak ook humoristische blik. Hij laat je als lezer vol ontroering naar zijn personages kijken, mensen die je in je hart sluit omdat ze zo volhardend vechten tegen de tegenslagen van het lot, en die daarbij troost vinden bij elkaar, hun familie, hun trots.

Een voorproefje
‘Vanwege de honger. Vanwege de honger zijn we hier gekomen. Waarom anders? Als we geen honger hadden gehad, waren we daar gebleven. Daar was ons thuis. Waarom hadden we hiernaartoe gemoeten? We hadden altijd daar gewoond en onze hele familie woonde daar. We kenden er elke rimpel in het terrein en elke gedachte van onze buren. Elke plant. Elk kanaal. Waarom zouden we in vredesnaam helemaal hiernaartoe zijn gekomen?

Ze hebben ons weggejaagd, daarom dus. Met harde hand. Graaf Zorzi Vila. Die heeft alles van ons afgepakt. Ons beroofd. Onze beesten. De kalveren. De koeien met zúlke uiers. U heeft geen idee hoeveel melk wij hadden. Eén keer trekken en de emmer was vol. Je had niet eens de tijd om op het melkkrukje te gaan zitten en de tiet een beetje te masseren of hup, zodra je de eerste speen aanraakte, kwam er een straal uit die de hele emmer vulde. We moesten hem stevig tussen onze benen klemmen, anders viel hij om.

Wat lacht u nou? Gelooft u me niet? Ik had het u graag willen laten zien.
En dan de ossen! We hadden toch een stel ossen… zoals die twee aan twee de ploegen trokken, daar was een Caterpillar niks bij.
Wat nou, lacht u alweer?

Die ossen waren in staat om die ploegen op hun rug te nemen, op hun hoorns; om ze finaal op te vreten. U heeft geen idee, ik zweer het, met één stel ossen ploegden we daar in één dag een hele akker om. En van de ene dag op de andere heeft graaf Zorzi Vila ze van ons gestolen. Hij pikte onze beesten gewoon in. Hij heeft ons helemaal uitgekleed. En het was die keer – toen ze onze beesten meenamen, nadat ze ons van hun land hadden gezet – dat oom Adelchus het huis in rende, en toen naar de zolder, om van achter een loszittende baksteen onder het kapgebint het pistool van oom Pericles te pakken. Daarna rende hij, schreeuwend en schietend, als een gek de trap af en het erf op. De rentmeester sloeg op de vlucht. Iedereen sloeg op de vlucht. De rentmeester probeerde zich, achter de anderen aan hompelend, te verschuilen, want op hem had oom Adelchus het gemunt. ‘Ik maak je dood!’ schreeuwde hij tegen de rentmeester. ‘Waar zit je? Ik maak je dood.’ En mijn oma – de enige die niet op de vlucht sloeg, behalve natuurlijk de beesten, die al in een rij stonden om weg te gaan en toen opeens roerloos op het erf bleven staan herkauwen en er niets meer van snapten, die arme beesten –, mijn oma dus, die liep als enige op haar schietende zoon af: ‘Adelchus, jongen toch.’

En oom Adelchus schoot de laatste kogel af en bleef toen met het pistool in zijn hand staan kijken, naar het pistool dus, bijna alsof hij het vroeg: waarom? En toen sloeg hij zijn armen om zijn moeders hals en huilde als een kind. En terwijl ze met zijn tweeën midden op het erf op hun knieën zaten te jammeren en de anderen om hen heen kwamen staan, zei mijn oma: ‘Jongen toch, jongen toch.’

De rentmeester kwam ook terug, en graaf Zorzi Vila gebaarde hem stilletjes met zijn hand dat hij uit de buurt moest blijven. Tot de carabinieri kwamen. Die troffen hen zo aan, op hun knieën midden op het erf, mijn oom in tranen. Ze sloegen hem in de boeien en begonnen aan hem te sjorren, en op dat moment begon graaf Zorzi Vila weer op zijn gebruikelijke arrogante manier tegen zijn rentmeester te schreeuwen: ‘Vooruit! Waar wachten we op?’, en die begon weer aan de kettingen van de dieren te trekken, en zo gingen ze samen weg, oom Adelchus met de carabinieri en onze dieren met de mensen van Zorzi Vila.

Wat zegt u? Dat u zich dat helemaal niet kan voorstellen, oom Adelchus die in blinde woede als een gek aan het schieten slaat, en daarna in zijn moeders armen een potje gaat zitten grienen? Dat u zich hem herinnert als een lange, fiere man die in zijn politie-uniform iedereen ontzag inboezemde?

Maar dat was later, veel later, en trouwens, we hebben in de familie altijd last gehad van woedeaanvallen. Niet dat je de godganse dag tegen iedereen zegt: ‘Ik ben toch zo woedend.’ Nee, je draagt die woede met je mee, diep weggestopt in een hoekje van je ziel, en misschien komt hij er wel nooit uit. Maar dan op een dag, als je er ’t minst op bedacht bent, wordt er een gevoelige snaar bij je geraakt, daar in dat hoekje van je ziel, en dan komt die woede eruit, je wordt erdoor overvallen, en achteraf zeg je: ‘Wat was dat nou? Dat wilde ik helemaal niet. Laat me alsjeblieft één minuut teruggaan in de tijd, laat alles weer zo zijn als eerst.’ Maar niets wordt meer zoals eerst, en was dan je moeder er maar geweest, die dag, zodat je op haar schouder kon uithuilen.’

Het vervolg van het verhaal van de Penuzzi’s lees je in

Het Mussolinikanaal | Antonio Pennacchi | vertaald door Mieke Geuzebroek & Pietha de Voogd | ISBN 9789023463443 | uitgeverij De Bezige Bij | bestel Het Mussolinikanaal via deze link bij bol.com

Download de gratis Ciao tutti app voor nog meer tips

Een reactie

  1. Ik heb deze roman in de Italiaanse versie gelezen, heel fascinerend. Daarna op de kaart gekeken en het gebied bij Rome inderdaad teruggevonden. Moet er echt eens naartoe! Boek zeer aanbevolen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *