Download de gratis Ciao tutti app voor nog meer tips

De couturière – het verhaal van een Italiaanse immigrante

Leestip: het hartverscheurende debuut van Pamela Schoenewaldt, De couturière. Het verhaal staat garant voor heel wat uurtjes leesplezier.

De twintigjarige Irma Vitale is niet rijk en ook niet mooi genoeg om te trouwen en wanneer haar moeder sterft en haar vader zijn verlies wegdrinkt in de kroeg, wordt de situatie thuis al snel onhoudbaar, en ziet ze geen andere mogelijkheid dan haar geboortedorp Opi, in de Italiaanse Abruzzen, te ontvluchten. Na een zware en lange boottocht over de Atlantische Oceaan komt Irma in Amerika aan. Daar tracht ze, weer op zichzelf aangewezen, de gevaren voor een ongetrouwde vrouw in een voor haar vreemd land trotserend, een nieuw leven te beginnen met het naaien van jurken voor welgestelde dames.

Een fragment:

‘In het begin had ik, net als de andere meisjes, mijn loon in een sok in mijn nachtkastje bewaard. Maar Lula bracht dat van haar naar een bank, waar het veilig was en groeide – ‘rente’ heette dat – en ze kon het allemaal ophalen als ze dat wilde. Toen we een keer kragen voor de mejuffer moesten bezorgen, waren we langs die bank gelopen. Keurig geklede negers liepen in en uit, samen met kooplui, dames en zelfs dienstmeisjes.

Op de volgende bezorgdag hielp Lula me een rekening te openen. Wat had ik zia graag het kleine grijze boekje laten zien met mijn naam in sierlijke letters op de voorkant en binnenin allemaal kolommen voor stortingen en rente. Toen een loensende Hongaarse kragenmaakster er op een dag vandoor ging en de helft van de sokken op onze slaapzolder meenam, was mijn geld veilig.

Op dinsdag- en donderdagavond wandelde ik nu naar Woodland en ik sloot me aan bij een tiental vrouwen in een warme kleine kamer in de kerk, waar een Amerikaanse non ons Engelse les in de vorm van vraag en antwoord gaf. ‘Wat is dit?’ vroeg ze dan wijzend.
‘Dat is een window,’ antwoordden we.
‘Wat zijn dit?’
‘Dat zijn shoes.’

Ik leerde zeggen: ‘I am Irma Vitale. I am Italian. I am single. I make collars.’
De non liet ons deze zinnen opschrijven, dus de eerste volledige zinnen die ik opschreef waren in het Engels, terwijl het enige wat ik ooit in het Italiaans had opgeschreven mijn naam was.

Met deze nieuwe woorden kon ik Lula al snel haperend vertellen over Gustavo, terwijl we aardappels schilden in de tuin achter het huis. Ze spuwde in de modder. ‘Zeelui. Je weet toch wat die doen, meisje, elke keer dat ze aan land zijn?’
‘We hebben alleen gepraat.’ Ik liet Lula zijn gekerfde walvisbot zien. ‘Dat heb ik van hem gekregen.’
‘Hoe vaak heb je met hem gepraat?’
‘Twee keer.’
‘Hij zei dat hij zou schrijven?’
‘Ja, poste restante.’
‘Ben je klaar met die aardappels?’

Had ik me door Gustavo net zo voor de gek laten houden als door Carlo? Het werd volop zomer en er kwam geen brief. Het zweet druppelde van onze vingers en maakte vlekken op de kragen. Het roodharig meisje en haar kleine broertje speelden lusteloos in de flarden schaduw. Op zondagmiddag nam ik nu de tram naar Lake Erie, dat als glas onder een romige blauwe hemel lag. De glinstering van wilgen en de felgekleurde kluiten wilde bloemen verdreven de eentonigheid van mijn dagen een beetje: het saaie vurenhout van onze werktafels, het wit van de kragen, het bruine brood en de bonensoep. Elke maand schreef ik naar zia, maar ik durfde geen geld te sturen zolang ze niet terugschreef, want als mijn brieven haar niet bereikten, hoe zou geld dan veilig aan kunnen komen?

Eindelijk arriveerde er een envelop van Gustavo met twee dunne velletjes papier. Op het ene stond een tekening van de Servia omringd door springende dolfijnen. Een man en een vrouw stonden op het dek. Op het andere velletje was een drukke haven onder een donkere hemel geschetst, waaronder LIVERPOOL geschreven was. Op de achterkant stond: ‘Beste Irma, ik denk aan jou en jouw berg. Mijn been geneest. Morgen gaan we naar Afrika. Ze zeggen dat dat prachtig is. God behoede je. Gustavo Parodi.’ De letters van het briefje waren op dezelfde zorgvuldige manier geschreven als die van zijn naam, dus hij had het zelf geschreven – of voor beide een schrijver gebruikt.

‘De tekeningen zijn mooi,’ gaf Lula toe.
Omdat ik me schaamde voor mijn nog immer onbeholpen manier van schrijven, verdroeg ik de opgetrokken borstelige wenkbrauwen van de schrijver toen ik vertelde dat ik een zeeman wilde schrijven. Ik bedankte Gustavo voor de tekeningen en vertelde dat ik werk en vrienden had gevonden, Engels leerde en hoopte hem weer te zien. Ik vertelde niet dat ik in een atelier woonde. Ik ondertekende de brief, vouwde hem rond een lapje met geborduurde olijfbomen en gaf de schrijver Gustavo’s brief om het lange Engelse adres van de scheepvaartmaatschappij over te schrijven.

‘Dus die zeeman heeft u nu al geschreven?’ vroeg de schrijver.
‘Natuurlijk.’
‘Hmm.’
‘Ga nu niet elke dag uitkijken naar een brief,’ waarschuwde Lula. ‘Hij is in Afrika als de jouwe in Engeland aankomt.’
‘Nee, dat doe ik niet.’ Maar ook al was mijn band met Gustavo zo dun als spinrag, zonder Carlo of wat voor bericht dan ook uit Opi, was Gustavo mijn enige link met Italië.’

Het indrukwekkende verhaal van Irma laat je niet los tot je de laatste bladzijde hebt omgeslagen, en zelfs dan blijft ze in je hoofd en je hart zitten…

De couturière | Pamela Schoenewaldt | vertaald door Carolien Metaal | ISBN 9789045200057 | € 12,95 | uitgeverij Karakter | bestel De couturière via deze link bij bol.com

Ontdek onze digitale reisgidsen voor nóg meer tips

Een reactie

  1. Prachtig boek, gisteren uitgelezen! Heel veel indrukken wat er allemaal gebeurd in de wereld, precies wat Saskia zegt, het laat je nog niet los als het uit is!
    Voor mij dus niet als moederdag kado maar een aanrader als je nog iets moet kopen! :)!!!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *